Mijn Groninger
Mijn Groninger
http://www.mijnlievelingsdier.nl/paarden/groninger.htm
Stamboek vd Groninger
In het begin van deze eeuw zijn in Nederland paardenstamboeken opgericht. Dit heeft geleid tot een stamboek voor de provincies Groningen, Friesland en Drente (het N.W.P.) en een stamboek voor de rest van Nederland (het NSTg). Tot 1920 was het fokdoel in heel Nederland een lichte karossier die behalve voor het werk op het land ook geschikt was als elegant koetspaard. Naast het reeds aanwezige fokmateriaal werd in deze periode in het NWP-gebied gefokt met hengsten en merries uit Oldenburg en Oost-Friesland, maar ook uit Holstein. De NWP-fokkerij had weer een grote invloed op het NSTg. Zo is de Holsteinse hengst Cicero II preferent geworden bij het NWP en heeft daar de hengst Cicero III gefokt. Deze is weer de vader van de hengst Domburg de voornaamste grondlegger van de latere Gelderse fokkerij, samen met de hengst Ebert die ook afstamde van Groninger ouders.
Fokdoel
Onder druk van de oprukkende koudbloed trekpaardfokkerij en in aansluiting op Oldenburg werd het fokdoel van NWP en NSTg na de eerste wereldoorlog gewijzigd in de richting van een zwaar warmbloed-trekpaard. Een groep fokkers met name in Gelderland wilde echter meer de andere kant op en een paard fokken dat ook geschikt was voor gebruik onder het zadel bij de cavalerie. Deze fokkers scheidden zich in 1925 af van het NSTg en richtten het Gelders Paardenstamboek (GPS) op. In 1939 fuseerden NSTg en GPS weer tot VLN. De voormalige GPS-fokkers kregen een eigen Stamboek Gelders type (Sgldt) en de voormalige NSTg-fokkers die op de lijn van het NWP zaten, werden fokkers van het Groninger type genoemd (Sgrt). Het NSTg-uitgangsmateriaal voor Sgldt en Sgrt was dus oorspronkelijk hetzelfde; de bekende Gelderse hengst Graaf van Wittenstein had bijvoorbeeld een volledig Groninger afstamming gehad als de fokker zijn voorouders niet Gelders had laten registreren. Door uitmendeling in de richting van het trekpaard resp. rijpaard ontstond een verschil in type tussen NWP/Groninger en Gelders paard.
Bovendien werden voor de Gelderse fokkerij ook enkele hengsten goedgekeurd van stamboeken die de Groninger fokkerij niet wenste te accepteren. Daardoor zijn alle hengsten van de Groninger fokkerij steeds zonder meer geaccepteerd voor de Gelderse fokkerij en hebben ze daar een zeer grote invloed gehad, terwijl het omgekeerde niet het geval was.
Rijpaardeigenschappen
Toen na de tweede wereldoorlog de tractor steeds meer het paard verdrong in de landbouw en tegelijk de landelijke ruitersport een sterke ontwikkeling doormaakte, werden de rijpaardeigenschappen steeds belangrijker. De stamboeken probeerden hieraan te voldoen door selectie binnen het eigen ras. Ook binnen het NWP en Sgrt was naast het warmbloed- trekpaard nog de lichtere karossier blijven bestaan, terwijl deze lichtere paarden bij het Sgldt ruim aanwezig waren. Toch vond men dat dit niet snel genoeg ging en men haalde enkele paarden met verwant bloed binnen om de rijpaardaanleg te verbeteren.
Stamvader
In het NWP-gebied werden daartoe een paar Holsteinse merries ge?mporteerd, waaruit in combinatie met een hengst van het originele ras o.a. de preferente Groninger hengst Sinaeda is geboren. Ook werden enkele Gelderse hengsten goedgekeurd door het NWP, waaronder de hengst Tamboer, wiens afstamming volledig terug gaat op Groninger bloed. Zijn zoon Baldewijn, de voornaamste stamvader van de huidige Groninger fokkerij is dus een genetisch 100% Groninger, als je iets verder terug kijkt dan de Gelderse registratie in de afstamming. In het VLN-gebied trachtte men aan de vraag naar rijpaardeigenschappen te voldoen door ?1950 een paar buitenlandse hengsten in te voeren, waarvan alleen de Franse hengst L'Invasion en de Holsteinse hengst Normann hun sporen hebben nagelaten. Daarnaast werd ook toegestaan dat Gelderse hengsten Groninger merries dekten.
Vervolgens werden zowel door NWP als door het VLN ?1960 enkele hengsten ge?mporteerd voo
http://home.iae.nl/users/lijssel/nederlnd/fokkerij.htm